Een beetje Plato, een beetje Descartes en Wittgenstein en ook nog wat advies van Kant en Hume. “I imagine right now, you’re feeling a bit like Alice? Hmmm? Tumbling down the rabbit hole?”. Aan het begin van the Matrix wordt deze vraag aan de hoofdpersoon, Neo, gesteld. Zo is deze film inderdaad. Als Alice die in het konijnenhol valt en allerlei nieuwe en bekende dingen vaag herkent, terwijl ze er met enorme snelheid langs flitst, tot ze met een klap op de grond terecht komt.
Thomas A. Anderson is een jonge computernerd, die als hacker opereert onder de alias Neo. Zijn hele leven heeft hij al een ‘gevoel’ dat iets niet klopt. Als de mysterieuze Morpheus hem de kans geeft er achter te komen of zijn gevoelens ergens op gebaseerd zijn, moet hij een keuze maken. De waarheid; een rode pil, of illusie; een groene pil.
Hij kiest voor de waarheid en slikt de rode pil die Morpheus hem geeft. Zo komt hij in een andere dimensie terecht, die zijn hele wereldbeeld op zijn kop zet en toont dat alles anders is dan hij dacht. Er volgt een groot avontuur, vol schietgevechten, strakke leren pakjes en andere actie.The Matrix is een film die bol staat van filosofische ideeën.
Ideeën van Descartes, Plato en Wittgenstein worden moeiteloos met elkaar gecombineerd en in één verhaallijn geperst. Het is heel mooi hoe het idee van Wittgenstein over ruimteHet toneelspel is overtuigend. Er wordt je echter nauwelijks tijd gegeven om alle indrukken die je opdoet te verwerken. Actie na actie wordt in raptempo opgevolgd, en tot grote spijt heeft de emancipatie van de vrouw niet veranderd dat eind 21ste eeuw nog steeds voornamelijk strak zittende leren jurken gedragen worden.
De film barst van de one-liners. Er is geen enkel moment dat de spelers echt breekbaar overkomen, ze reproduceren constant hun vooringestudeerde uit populaire popliedjes geleende zinnen, en werpen ze met krachtige blik de kijker toe.